MONOCULTURE – Modernist architecture
Ensemble
Met de oprichting van het Congrès Internationaux d'Architecture Moderne (CIAM) in 1928 werd het modernisme in de architectuur een internationale beweging. De doelstellingen van de organisatie gingen verder dan vragen rond stijl, formalisme of architecturale principes: men benaderde moderne architectuur en stedenbouw als een sociopolitiek instrument dat voor hervorming kon zorgen, een oplossing kon zijn voor sociale problemen. La Charte D'Athène (Handvest van Athene) van Le Corbusier wordt beschouwd als het manifest van het CIAM en telt 95 punten over de planning en constructie van steden. In de jaren 1950 kunnen we twee belangrijke benaderingen van moderne architectuur onderscheiden. De eerste kan worden omschreven als regionalistisch. Ze richt zich op het klimaat en de geografie van een regio maar besteedt weinig aandacht aan culturele analyse of bestaande volkstradities. Een goed voorbeeld zijn de verschillende 'Afrikaanse experimenten', namelijk regionalistisch-modernistische projecten van Maxwell Fry (1899-1987) en Jane Drew (1911-1996). In de jaren 1950 vervoegden de twee architecten Le Corbusier voor een samenwerking rond de creatie van Chandigarh, de nieuwe hoofdstad van de religieus verdeelde Indiase deelstaat Punjab. De modernistische architectuur van Chandigarh wordt algemeen beschouwd als een prominent experiment in stadsplanning en als een symbolisch statement: ze betekende een radicale breuk met de traditie en het koloniaal verleden van het nieuwe onafhankelijke India. Hoewel het Edict of Chandigarh, uitgevaardigd door Le Corbusier, aanvankelijk de puurheid van de modernistische architectuur moest beschermen “tegen de grillen van individuen,” werd het 'universeel functionalisme' van de modernistische woonarchitectuur ook in twijfel getrokken door allerlei vormen van ad-hoc-stedenbouw, geïnspireerd door lokale stadstradities.