MONOCULTURE - Culture Wars. Belgian context
Ensemble
De schoolstrijd
Artikel 17 van de Belgische grondwet uit 1831 behandelt de vrijheid van onderwijs. Het artikel bepaalt enerzijds dat iedereen vrij is om vanuit eigen levensbeschouwing en pedagogisch project een school op te richten, en anderzijds dat ouders het recht hebben hun kinderen in te schrijven in een school naar keuze. Deze vrijheid zorgde mee voor de ‘verzuiling’ van de nieuwe Belgische staat. Het hele leven – van onderwijs en jeugdbeweging, tot politiek en zorg – werd georganiseerd binnen de eigen levensbeschouwing, van bijvoorbeeld liberalen, katholieken of socialisten. Mensen groeiden op in grotendeels van elkaar gescheiden, monoculturele ‘zuilen’. Op verschillende momenten in de geschiedenis van België barstte er een strijd los tussen deze ‘zuilen’, waarbij de greep op de jeugd via het onderwijs een belangrijk strijdpunt was.
De eerste schoolstrijd tussen katholieken, die het vrij onderwijs domineerden, en vrijzinnigen, die een sterker rijksonderwijs voorstonden, ging in de 19de eeuw hoofdzakelijk over het lager onderwijs. Omdat na WOII steeds meer jongeren naar het secundair onderwijs gingen, werd dit de inzet van de schoolstrijd in de jaren 1950. Hoofdrolspelers waren de katholieke minister van Openbaar Onderwijs Pierre Harmel, die ervoor zorgde dat het vrij secundair onderwijs voor het eerst subsidies kon ontvangen van de staat, en zijn opvolger socialist Leo Collard, die deze subsidies onder andere terugschroefde. Op het hoogtepunt van de strijd werden in het midden van de jaren 1950 massale betogingen georganiseerd, werden bepaalde ‘liberale’ producten, zoals Tiense suiker, geboycot en werd vooral Collard in de media afgeschilderd als de duivel. Het Schoolpact uit 1958 was een compromis tussen de verschillende partijen en democratiseerde het onderwijs. Sindsdien heerst er een relatieve schoolvrede in België.